Smelt een klontje hoeveboter in een Tefalpannetje op het vuur. Snijd de sjalot uiterst fijn en laat aanstoven in de pan, roer zo nu en dan om en haal van het vuur als de stukjes beginnen te karameliseren.
Verwarm de oven voor op 195 graden.
Begin ondertussen het gehakt klaar te maken: neem een grote kom en doe hierin het vlees, kruid met peper, zout, cayennepeper en tabasco, voeg het eitje toe, de chapelure en fijngesneden tuinkruiden. Meng door elkaar.
Als de gebakken sjalot wat is afgekoeld, roer je het door het gehakt. Voeg, indien het gehakt te plakkerig is aan je handen, wat meer chapelure toe.
Rol een vierkant vel bladerdeeg open en snijd in vierkantjes van ongeveer 10x10cm.
Rol een vleesballetje van ongeveer 75 gram in je handen en rol het dan tot een worstje zo breed als je bladerdeeg vierkantjes en leg in het midden van een vierkant.
Borstel wat losgeklopte eierdooier langs 1 rand van het vierkant, evenwijdig met je worst.
Vouw de tegenoverliggende rand over de worst op de ingesmeerde rand. Druk aan met de hand. Druk daarna met een vork over de ganse rand de 2 lagen goed tegen elkaar.
Met een uiterst scherp mesje trek je bovenaan in het deeg diagonale streepjes loodrecht op elkaar (een 3-tal naar rechts en een 3-tal naar links): zorg ervoor niet door het bladerdeeg te snijden.
Leg een vel bakpapier op een bakplaat, leg de broodjes erop en bestrijk de bovenkant met de rest van de eierdooier.
Zet de worstenbroodjes een 20-tal minuten in de oven (tot het bladerdeeg krokant gebakken en gerezen is) en laat wat afkoelen alvorens op te eten.